Archieven

Dit bericht is 1298 keer gelezen

Onlangs, tijdens een van mijn tochten door de polder, trof ik een bekend echtpaar. De vrouw had een flinke bos bloemen, graspluimen en verder van wat er zoal langs de bermen groeit, al wandelend verzameld. Het zag er creatief uit. Jammer genoeg is bij thuiskomst de helft doorgaans al verwelkt. Maar ach, ze genoten.

Vanaf een afstand herkende ik hen eerst niet, maar ze trokken mijn aandacht omdat de man ver voorovergebogen en met een hand vastgehouden door zijn vrouw boven de slootkant hing. Ik zag dat hij een zwanenbloem probeerde te plukken. Het boeket zou daarmee beslist compleet zijn. Maar zwanenbloemen zijn beschermd wist ik, je mag er alleen maar naar kijken. Zouden zij dat weten? Ze groetten me vrolijk toen ik langsreed. Wanneer ik ook maar van plan was geweest hen quasi vermanend toe te spreken, was ik nu direct ontwapend. Ik stak mijn hand op, maar kon het niet laten ‘mooie plant hé!’ te roepen en wat samenzweerderig te lachen. Het  hield me nog even bezig. Wanneer het onbekenden waren geweest zou ik wellicht schoolmeesterachtig hebben geroepen dat ze haar moesten laten staan. Nu liet ik het maar zo omdat ik hen kende.

Het deed me denken aan mijn jeugd in de jaren ’50. Het was voor iedereen sappelen net na de oorlog. Vlees was een luxe artikel. Wanneer een koe door blikseminslag in de wei of door kopziekte het loodje had gelegd werd ze vaak ter noodslachting aangeboden. De omroeper op zijn brommer met een grote bel aan het stuur reed dan door het dorp, belde onophoudelijk en schreeuwde door de straten dat er noodslachting was bij Gijs de Mik. Een buitenkans! Een rij huisvrouwen met tassen stond dan ook al ruim voordat de slachterij zou openen op hun beurt te wachten. Een voor een werden ze binnengelaten. Ieder kreeg eenzelfde hoeveelheid.  Een politieagent zag toe op een eerlijke voortgang. In ons dorp kende iedereen elkaar. De politieagent kwam wel eens bij ons langs op zaterdagavond. Dan kreeg hij een borreltje en een bal gehakt,  voordat hij samen met een collega de lokale dancing ging ontruimen na sluitingstijd. Er vielen soms rake klappen in die dancing. Die boerenjongens hadden harde koppen en wanneer ze wat beneveld waren maakte een tik met de gummilat hen alleen maar kwader. Het spel werd hartstochtelijk gespeeld. De jongens knokten en de agenten mepten. Na afloop no hard feelings. Kom daar tegenwoordig maar eens om.

Mijn vader leefde niet meer, we hadden het niet breed en waren een groot gezin, de politieagent wist het. Wanneer ik de slachterij binnenging met mijn tas en hij had dienst, dan ging hij ‘even een sigaretje roken’ terwijl mijn tas werd gevuld, ik betaalde en vertrok met een dubbele portie. Ik was een jaar of 8 en het was me toen al duidelijk dat het hebben van vrienden van een niet te onderschatten waarde is om je door het leven te slaan. Maar niet alleen vrienden, ook buren of mensen waarvan je nooit had verwacht dat ze er zouden staan wanneer je in de prut zit kunnen je er doorheen trekken.  Tegenwoordig heet zoiets een netwerk. In het oosten noemen ze het naoberschap, hier hebben we er niet echt een passende naam voor. ‘Burenhulp’ doet geen recht aan al die anderen die er voor je zijn wanneer het nodig is. Ze staan  aan je deur en drukken je een pannetje eten in je handen, of komen langs om even te kletsen bij een kop koffie en een meegebracht stuk gebak. Het verbaasde me, maar later ook weer niet. Het was er en het is nooit weggeweest. Je moet het alleen willen zien. Hoewel het je tegenwoordig niet gemakkelijk wordt gemaakt, geloof ik nog steeds in het goede in de mens.

Dit bericht is 1298 keer gelezen

Deel dit:

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meest gelezen
  • No results available
Meld je aan voor onze nieuwsbrief